[^]  Filosofie


Filosofie is de meest efficiente manier van tobben [R.Gude, nederlands filosoof]
(Al zijn de meeste ideeen van de oude filosofen achterhaald, van de geschiedenis van de filosofie kan nog best veel geleerd worden)

Westerse filosofie

Filosofie is "meta-denken", "na-denken", denken over menselijk denken en handelen.[15] Antropologisch onderzoek heeft aangetoond dat de taal van een volk een afbeelding is van zijn denkwijze [NRC 2009-05-23]. Omdat filosofen en wetenschappers gesproken en geschreven taal als belangrijkste middel gebruiken voor communicatie van hun kennis, is taalanalyse (semiotiek) en -synthese het basisgereedschap voor alle andere onderzoekingen op filosofisch en wetenschappelijk gebied [Bochenski I. 1961] p.16 p.45;
  We bespreken verder de westerse filosofie, tenzij uitdrukkelijk anders vermeld. Grondlegger van de westerse taalanalyse is Aristoteles (Athene -3e eeuw AD) met zijn Organon, bestaande o.a uit Over de interpretatie [aristoteles 350 I], waarmee hij de grondslag legde van de logica, en Categorieen [Aristoteles 350 II], waarmee hij de grondslag legde van de formele grammatica's. Na lange omwegen is in de 20e eeuw uit dit alles de Analytische filosofie ontwikkeld, die tot de conclusie kwam dat het onmogelijk is om een denkbeeld absoluut ondubbelzinnig op te schrijven of te communiceren omdat men onvermijdelijk uitkomt bij intuïtieve basisbegrippen. Waarmee een lange zoektocht beeïndigd werd. Maar eigenlijk wisten Aristoteles en Kant dit al)[17]

In tweede instantie gaat de filosofie over de denkbeelden van de mens, de rationele zowel als de intuïtieve (irrationele), de wetenschappelijke zowel als de speculatieve, met de beperking dat zijn uitspraken niet in strijd mogen zijn met die van de natuurwetenschappen (zie [#Filosofie en wetenschap]), in het bijzonder niet met die van de neuro-psychologie. Die denkbeelden — in het bijzonder de intuïtieve — onder woorden brengen is dikwijls niet gemakkelijk, reden waarom filosofen soms een zelf uitgevonden — en dus moeilijk toegankelijke — terminologie gebruiken.

De westerse filosofie begint met de griek Socrates, die feitelijk een methodoloog was, met zijn methode van kritisch doorvragen (dialectiek). Na hem ontstonden er meerdere scholen: o.a die van Plato, die van Aristoteles, en de Stoa.
Sinds Plato zijn de filosofen lange tijd in hun behoefte aan ordening op zoek geweest naar het ideale/perfecte, naar onveranderlijke principes, en keurden zij impliciet de chaos van de waarneembare wereld [Geo 199005] af.[2] Ook zijn ze eeuwenlang — tot en met Descartes — op zoek geweest naar absolute zekerheid.[3] Zelfs in de 20e eeuw hebben filosofen zoals Husserl, Heidegger, Sartre nog hun tijd verprutst met abstracte pseudo-psychologie, pseudo-sociologie, en een zoektocht naar het metafysische "wezen" en de "zin" van het menselijk bestaan [Landgrebe L. 1962] p.22 .. 86; terwijl Darwin al in de 19e eeuw daar een wetenschappelijk verantwoord antwoord voor had gevonden.[18] Desondanks is het hun verdienste dat ze onderbouwd hebben dat het "menselijk subject - wereld object" model van Descartes geen zekere filosofische basis is, implicerend dat het Filosofisch Realisme net zo hypothetisch is als het Filosofisch Idealisme. Hun navolgers constateerden bovendien dat alle redenatie vanuit abstracte, ideale aannames vruchteloos is gebleken — de totale overwinning van het Empirisme, en het failliet van de pogingen om een alomvattend deterministisch filosofisch systeem te bouwen.

Analyse en synthese

Waar analyserende filosofie het menselijk ken- en denkproces probeert te beschrijven, richt de synthetiserende filosofie zich op het opstellen van richtlijnen inzake het denken. Ze wordt daarom meestal methodologie genoemd [Bochenski I. 1961] [Doorman S. 1972]. Het basisgereedschap van de methodologie is de logica. Methodologie raakt aan de godsdiensten en levensbeschouwingen, die in hun heilige boeken ook denkregels voorschrijven. Filosofie die betrekking heeft op gewenste manieren van omgang tussen mensen wordt ethiek genoemd. (Voorbeelden: de ethiek v.d Stoicijnen, Spinoza's Ethica) De practische uitvoering ervan zijn de dagelijkse omgangsvormen en de sociaal-economische politiek.

Filosofie en wetenschap

Zodra een filosofische bevinding positief getoetst is door een natuurwetenschappelijke methode, en meerdere daadwerkelijke toetsen hem nog niet gefalsificeerd hebben, promoveert de bevinding tot wetenschappelijk feit [Doorman S. 1972]. Een bevinding die niet empirisch toetsbaar is, is per definitie speculatief. Als ze ook nog eens als axioma wordt gebruikt is het een [#geloof].[22] Als ze ook nog eens niet door Occams scheermes kan komen dan heeft ze afgedaan als filosofische bevinding, en is ze slechts vrije fantasie.
De kwantumfysica heeft het beeld van de natuur als een in zichzelf bepaalde entiteit ongeldig gemaakt, waardoor er weer onbeantwoorde vragen zijn over de mensensoort als deel van — en in verhouding tot — de natuur [Landgrebe L. 1962] p.87 .. 105; Tot dusver (2011) onbeantwoorde filosofische vragen over de natuurwetenschap:

Filosofie en wereldbeschouwingen

Er is meer dan alleen maar consumeren en lief zijn voor elkaar [FAM 2020]

Mensen hebben behoefte aan een veilige biotoop.[4] Daarom zijn ze altijd op zoek geweest naar verklaringen van alles dat hun eigen macht oversteeg, voornamelijk de bedreigingen die ze ondervonden — sterfgevallen, natuurrampen enz. — om daaruit effectieve gedragsregels te kunnen afleiden[16] [Fontana D. 2005] p.164. Het is mogelijk dat geloven in een hogere macht een evolutionair voordeel geeft [R.Meulenbroeks, NRC 2021-06-20]

Zo'n stelsel van verklaringen vormt een wereldbeschouwing, en is een vorm van synthetiserende filosofie. Wereldbeschouwingen zijn van het begin van de mensheid af collectief ontwikkeld: door groepsdiscussie, en door het vertellen van overgeleverde verhalen. Later institutionaliseerde zich dat, in de vorm van tovenaars en priesters, en zo ontstonden de religies, waarvan de leer soms werd vastgelegd in wat later heilige boeken zouden worden. Religies waarin er sprake is van een of meer expliciete goden worden godsdiensten genoemd. Godsdiensten die een godheid als heerser over de mensen zien, bemoeien zich noodzakelijkerwijs ook met de ethiek (zie [#Analyse en synthese]): ethiek op godsdienstige basis wordt moraalleer genoemd.

Om tot een wereldbeschouwing te komen die richtinggevend kon zijn in het dagelijkse leven, zochten filosofen daarvoor naar de absolute, onveranderlijke machten waarop hun wereld was gebaseerd. In de vroegste samenlevingen werden die principes gezien als antropomorf: de voorouders, hemel-[19]/weer-/aarde-godheden, en bezielde voorwerpen (animisme). [Bleeker C. 1973]. Toen de landbouw in zwang kwam werden de hemel-/weer-/aarde-godheden belangrijker, werd vervolgens de zonnecyclus de maatstaf om het maatschappelijk leven te regelen (bijv. in Stonehenge), werd onderkend dat de zon essentieel voor alle leven was, en werd deze tot de godheid verklaard. In deze tijd werd de basis van de astrologie gelegd. Toen de samenlevingen groter en complexer werden — en de elites minder afhankelijk werden van de plaatselijke voedselvoorziening — begonnen filosofen te zoeken naar het volmaakte principe, drager van het heelal, bijv. in het taoisme (de Weg) en het pantheïsme (Natuur). Ook ontstonden er wereldbeschouwingen die geen uitspraak doen over de vraag of er een alomvattend principe is, bijv. het boeddhisme. Naast bovengenoemde abstracte wereldbeschouwingen — die ook nog eens zelfdiscipline eisten — bleef het simpele deel van de bevolking vasthouden aan de oudere, vertrouwde godsdiensten. Naderhand pasten de abstracte wereldbeschouwingen zich aan, om niet elitair te blijven, en werden er ook daarin godheden geintroduceerd. Daarnaast ontstonden er van tijd tot tijd nieuwe religies, meestal uit onvrede met een maatschappelijke situatie.

Monotheïstische godsdiensten — zoals de drie "grote": Jodendom, Christendom, en Islam — staan per definitie geen andere goden toe, eisen dus ieder voor zich het alleenrecht op, en stellen zich - meer dan andere - agressief op naar andersdenkenden. De voorloper ervan — farao Echnaton — gedroeg zich ook al zo [Bouazza H. 20040507]. Voltaire stelde als eerste deze ambities aan de kaak. De opstelling van het Christendom t.o.v het Jodendom is ambivalent: ze ziet het als zijn oorsprong, maar ook als de moordenaar van Jezus Christus, en verwijt het dat het niet alsnog Jezus tot messias heeft verklaard. In het bijzonder de europese beschavingen zijn gekenmerkt door een diepgaande gespletenheid, door zich te baseren op enerzijds het antieke stedelijke grieks-romeinse gedachtengoed, en anderzijds op het joodse, afkomstig van een nomadisch woestijnvolk uit het Midden-Oosten [Chaline E. 2004] p.62;

Sinds Thomas van Aquino wordt er een systematisch onderscheid gemaakt tussen theologie en filosofie. Theologie neemt de openbaring van een bepaalde godsdienst als axioma, en redeneert 'omlaag' naar de mens en zijn wereld. Filosofie gaat sinds Thomas consequent uit van de mens en zijn wereld [Burgh W.de 1959 II] p.154;

Wetenschap en wereldbeschouwingen

Levensdoelen

Geen betovering zonder ontluistering, geen zin zonder onzin. Mensen zijn niet alleen manipulatieve en cognitieve, maar vooral zingevende wezens. Het zijn overtuigingen, verhalen en mythes die levens zin geven. Dat die af en toe niet blijken te kloppen is pijnlijk maar essentieel. Zin en betekenis veronderstellen nou eenmaal de periodieke tegenwind van een weerbarstige realiteit. [A.Burms & H.deDijn De rationaliteit en haar grenzen]

Religies in het bijzonder geven hier richting voor hun volgelingen en zijn hierbij een steun voor hen. Dat het in essentie een vorm van witte magie is, door atheisten zelfs uitgemaakt voor zelfbedrog, doet hier niets aan af [S.Jensen, NRC 2024-06-27]. In theocratieën heeft elk lid van de maatschappij zijn voorbestemde taak.
Niet-religieuze levensbeschouwingen zoals het Boeddhisme, Humanisme en het Existentialisme zitten met het probleem dat het menselijk bestaan zinloos lijkt en hebben daar geen antwoord op. Het existentialisme stelt dat een mens zelf zijn doel moet stellen.
[Wikipedia 2019]  Het bovenstaande is dus niet zozeer filosofie maar eerder sociale technologie.

De wereldorde

Wereldbeschouwing werkt als ordenend principe, als een systeem van gedachten met antwoord op basale vragen. Een ordening van het universum en ook een middel om die orde te handhaven.[5] In antieke culturen is de ordening van de kosmos vaak ook een maatschappelijke ordening. De koning is bijvoorbeeld door god(en) aangesteld (divine kingship) of van goddelijke herkomst. Onafhankelijk van elkaar komt dat in een groot aantal religies voor. Maät (Egypte) en dharma (hindoeïsme) = totale ordening van zaken, bijvoorbeeld de beweging van de hemellichamen, omgang mens-dier enz. Die twee systemen (kleinschalig en grootschalig) zijn met elkaar verbonden: een gelovige die niet offert veroorzaakt dat de goden wraak nemen op de mensen. Het kastensysteem in India is in wezen het consequente uitvloeisel van het idee dat het kosmische systeem doorwerkt in de maatschappij. De cultusplaats/tempel is daar de uiting van. Het gebouw is de uitdrukking geworden van de ordening.
[K.Innemée 2009]

Godsdiensten die een door hun god bepaalde wereldorde aannemen staan snel op gespannen voet met de voortschrijdende wetenschappen;

Het Kwaad

Pastorie Meerveldhoven, jan 2010:

Pastoor, na bespreking van [Genesis]: Van wie is het kwaad gekomen? Kleinzoon: Van God, want die heeft de slang geschapen!

Reeds Epicurus (-300 AD) heeft vermeld dat het idee van een godheid die zich bemoeit met de mensen in conflict is met het bestaan van het kwaad/het lijden [Loewer B. 2018] p.106;

Het is opvallend dat pas bij de monotheïstische godsdiensten het algemene kwaad gepersonificeerd werd. Vóór die tijd werd het als noodlot[1] gezien, en het boeddhisme ziet het zelfs als een illusie. Pas toen één god als almachtig ging gelden werd de herkomst en status van het kwaad van belang. Want met die alleenmacht verdwijnt het noodlot en moet ieder leed een verklaring hebben. Als iemand echt almachtig is, heeft hij/zij ook het kwaad in de hand — een knellend probleen, omdat een almachtige god die niet intrinsiek goed is feitelijk een terrorist is. De meest radicale oplossing van dit probleem stamt uit Perzië, waar de profeet Zoroaster (ca. -6e eeuw AD) zo ongeveer het monotheïsme oversloeg en het tweegodendom ontwierp, met Ahura Mazda als de schepper en goede god, en Ahriman als de vernietiger en god van het kwaad.
In het joodse monotheïsme en de daarop geïnspireerde religies Islam en Christendom is het nooit zover gekomen, maar in het Christendom heeft de Duivel (Satan) een veel autonomere rol gekregen dan in het jodendom. In het Oude Testament speelt Satan nauwelijks een rol. En in het boek Job (ca. -250 AD) wordt hij zelfs koudweg gepresenteerd als een dienaar van God, die samen met de andere hemelbewoners zijn opwachting komt maken aan het Goddelijk Hof.
In het Nieuwe Testament wordt over Satan gesproken als over een heerser met een eigen koninkrijk, en Jezus strijdt daadwerkelijk met Satan, in de woestijn. Veel niet-orthodoxe christelijke stromingen —bijv. de Gnostische School— hadden een min of meer zelfstandige boosaardige god — ontleend aan Plato's demiurg — waaraan alle kwaad in de wereld comfortabel kon worden toegewezen. Bij de vroege kerkvaders uit de school van Paulus golden vragen naar de herkomst van het kwaad dan ook als een vrijwel zekere weg naar ketterij. Een echte oplossing heeft het Orthodoxe Christendom nooit gevonden, maar in de formulering van het kwaad als afwezigheid van het goede (in het beroemde woord van de kerkvader Augustinus, ca. 400 AD) is het er in geslaagd het Kwaad — en dus Satan — reële existentie te ontzeggen. Kwaad kan alleen bestaan als 'het minder goede',[14] dus als afwezigheid van gewenst gedrag. Dat wordt soms gelijk gesteld aan chaos. Gewenst gedrag is bovendien een relatief begrip — wat de een gewenst vindt, kan een ander ongewenst vinden.[20]