Ik was 18 jaar toen ik voor het eerst drie maanden lang in China was, in een trainingskamp met honderden tafeltennissers. Ik was eenzaam, het was er smerig, er was niks anders te doen dan tafeltennissen, bij 45 graden in de schaduw. Op een goed moment dacht ik: Óf ik ga de Chinezen haten en ren hier gillend weg, Óf ik ga mee in deze cultuur en ga me erin verdiepen. Dit laatste heb ik gedaan.
Zonder kennis over Laozi en Confucius valt de Chinese cultuur moeilijk te begrijpen. Vooral het taoïsme, waarvan Laozi een van de grondleggers is, heeft mij beïnvloed. Het taoïsme heeft een grote rol gespeeld in mijn ontwikkeling als tafeltennisser. Dat zou je niet meteen denken, want in feite is het taoïsme één grote oefening in onbelangrijk zijn, jezelf wegcijferen.
Wu wei is een leidend principe: de kunst van het niet-doen. Eindeloos heb ik dat moeten uitleggen: Wát, jij, als topsporter?, niet-doen, niet handelen? Topsport is toch kei- en keihard trainen? Maar juist dit niet-doen is dé manier om jezelf staande te houden. Wacht je kans af. Kies het juiste moment! In het leven in het algemeen en bij tafeltennis in het bijzonder. De ballen vliegen je in een ongelofelijk tempo om de oren. Geen enkele bal komt vanuit precies dezelfde hoek, met precies dezelfde snelheid en exact dezelfde spin. Er is dus óók niet één manier om die ballen terug te spelen.
Tafeltennis is, zoals alles, een permanente dans van verandering. Je moet streven naar harmonie, naar evenwicht, om jezelf in die razendsnelle verandering staande te houden. Voor westerse oren klinkt dat misschien raar, paradoxaal. Maar juist dát is de kern van het taoïsme: alles bestaat alleen in combinatie met het tegendeel. Yin en yang. Geen fysieke kracht zonder mentale kracht. Uiterlijk én innerlijk. Hardheid én zachtheid.
Tafeltennis en taoïsme hebben me geleerd: je wordt nooit kampioen, nergens in, wanneer je puur op krachts- en machtsvertoon doordendert. Voor uiterlijk succes móét je de innerlijke weg volgen. Daarom zul je jezelf beter moeten kennen dan een ander. Een mens is vaak z'n eigen grootste vijand. Je kunt compleet vastlopen in alles wat je zogenaamd moet van jezelf en alles wat je vindt van een ander.
In het Westen zijn we doorgeschoten in luidruchtig, uiterlijk vertoon. Zenden, zenden, zenden: over alles hebben we een mening, op iedereen plakken we een etiket. Het is verloren energie. Juwelen draag je in je hart, niet om je hals.